suus&zo

September 2015

[Het schrijven van dit stuk verloopt alles behalve soepel. Ik denk dat dit al de vierde keer is dat ik er voor ben gaan zitten. Ik merk dat ik moet graven en zakken naar een periode waar ik even helemaal geen zin in heb. Alsof je voor je plezier de pleister over die etterende wond aftrekt, auw! Dan maar een stukje wandelen, met alle aandacht een derde kopje koffie maken en heerlijk lang op de wc zitten. Terwijl ik allang was uitgedruppeld. Oké, nieuwe poging. Het beschrijven van deze periode geeft me een naakt gevoel. Mijn gehele kwetsbaarheid van toen herleef ik weer. Het voelt nog steeds zo oncomfortabel. Maar ook het oordeel over hoe het toen is verlopen hangt nog in de lucht, shit. Je zou denken dat dat na zeven jaar niet meer zo moeilijk moet zijn. Het is nu toch wel verwerkt? En je hebt je lessen eruit gehaald? Het zegt mij dat een wond zeker kan helen, maar het litteken en dus de herinnering blijven bestaan. Toch maar even bellen met vader voor wat advies bij mijn eerste echte ‘writers block’. Wat ik al voelde werd bevestigd, ik moet gewoon met de billen bloot 

Vierentwintig en ik voel me al behoorlijk volwassen. Ik woon op mezelf, verdien mijn eigen geld, werk en neem mijn eigen beslissingen. Ik geniet van deze ontwikkeling van mijn eigen identiteit; waar ik voor sta en wat ik wil is vol in bloei. Daarnaast geeft het veel zelfvertrouwen om op mijn eigen benen te staan. Dat maakt nu de stap terug naar mijn ouders weer extra pijnlijk. Het voelt als een stap terug, alsof ik gefaald heb als beginnend volwassene.

Ik heb eigenlijk geen keuze meer. De dagelijkse dingen kosten te veel energie. Boodschappen doen, koken, schoonmaken en niet te vergeten de sociale prikkels. Mijn huisgenoten hebben hun eigen leven en wil ik niet belasten met een zorgkind. Terwijl ik me eigenlijk dankbaar moet prijzen dat ik een ouderlijk huis heb om naar terug te gaan, voel ik mij alleen maar intens machteloos.

Het liefst schreeuw ik iedereen die ik tegenkom verrot en  verwijt ik iedereen dat die gewoon lekker door gaat met zijn leven. Zit ik hier weer bij mijn ouders, met een hoofd en lijf die niet mee werken. Alleen maar door wat te veel alcohol, een trap, een verkeerde stap en vervolgens een goede val. BOEM, leven voorbij. Oké, dat is wat overdreven. Ik kijk naar mezelf in de spiegel. Los van de twee donkere greppels onder mijn ogen zie je niks anders aan mij. Een nieuwe golf van boosheid komt omhoog en ik zeg in de spiegel: ‘Stel je ook niet zo aan man, het valt allemaal mee, wees niet zo’n slachtoffer, alles komt wel goed’.

Ik zit in mijn oude eigen kamer, op mijn oude eigen bed. Zo thuis als  ik mij in mijn puberende jaren hier voelde, zo verloren zit ik er nu bij. Ik ben zo boos, boos dat ik niet beter oplette bij de trap voor mijn val, boos dat ik in deze situatie zit, boos dat ik niet kan doen wat ik zo graag zou willen, boos dat al mijn vriendinnen op een afstand komen en mij niet helemaal begrijpen. Ik ben gewoon zo boos op de wereld. In drie maanden tijd ben ik van een bloeiende bloem naar een leeglopende ballon veranderd. Daar zit ik dan op mijn bed, als puberende driftige Suus die haar zin niet krijgt en van frustratie in haar kussens schreeuwt.

Na stampen en schreeuwen zit kleine Suus voor zich uit te kijken. Leeg, beduusd en uitgeput van alle emoties. Overweldigd door de intensiteit vraag zij zich af of dit bij een hersenschudding hoort, of dat het aan haar ligt? Op eigen benen staan lukt niet meer, letterlijk, ze zakt neer en geeft zich over aan haar verdriet.