Langzaam kruip ik weer uit mijn donkere holletje. Als een grote bruine beer die zich begint uit te rekken, nadat de eerste lente geuren binnengedrongen zijn in zijn grot. Binnen in de grot is het nog vochtig van de zojuist smeltende winter, de laatste druppels druipen van de wanden op de koude vloer waar ze vervolgens samen kleine plasjes vormen. De stilte is bedrukkend en je hoort alleen het weergalmen van de druppels die hun weg naar beneden hebben gevonden. Ik voel dat het tijd is om deze grot te verlaten maar de diepe winterslaap waaruit ik rustig ontwaak houdt me nog wat verlamd op mijn plek. Als een dikke bontjas die doorweekt is door de regen, zo zwaar hangend op mijn schouders waardoor ik door mijn knieën zak. Ik geef mij over aan de zwaartekracht en probeer wat gedesoriënteerd op handen en knieën een weg naar buiten te vinden.
Waar mijn brein de weg naar buiten weet, is mijn hart nog voorzichtig. Ietwat op mijn hoede tast ik met mijn handen langs de koele vochtige wanden van mijn grot, waar deze steeds warmer worden naarmate ik dichter bij de uitgang kom. Mijn hart verlangt steeds meer naar de warmte, vraagt er zelfs om en is tegelijktijdig voorzichtig. Niet te snel en niet te veel, zodat mijn zintuigen eerst kunnen wennen aan wat mijn hart later mag binnenlaten.
Op een goed moment bevind ik mij zowaar op de scheidslijn tussen de twee seizoenen en voelt de zon uitnodigend en warm aan op mijn gezicht. Het licht brengt wat kleur aan op mijn bleke toet en de frisse bries maakt de zwaarte op mijn schouders lichter.
Mijn lichaam en brein zijn vertrouwd geraakt met het donker en het licht voelt als een uitdaging om weer vrij te mogen bewegen. Was ik maar zoals een jonge vlinder, die bij het ontwaken in zijn nieuwe vorm meteen weet hoe hij zijn vleugels moet uitslaan en de wereld met vol vertrouwen tegemoet gaat. Zonder aarzeling laat hij zijn cocon achter zich. Wat mij als kind zo natuurlijk afging, is het iets wat ik mij als volwassene weer opnieuw mag aanleren. Of is het wellicht iets afleren? En wat komt eerst? Het aanleren van hernieuwd vertrouwen voor de toekomst of het afleren van de irreële angsten vanuit het verleden. Waar mijn brein ambivalente sprongen maakt tussen deze twee mechanismen, beweegt mijn lichaam zich langzaam vooruit. De zware natte bontjas valt langzaam van mijn schouders, waardoor het mij lukt om mij na lange tijd weer eens goed uit te rekken.
Inmiddels zit ik op een krukje voor mijn grot. Ik begeef mij op een regenboog, een afscheiding en verbinder tussen regen en zonneschijn. De kleuren van de regenboog zorgen ervoor dat het donker om mij heen wat verdwijnt en ik mij steeds meer durf bloot te geven aan het licht. De weg naar buiten duurde iets langer dan ik had gedacht. En waar de vogels eerst bedompt klonken vanuit mijn grot, hoor ik ze nu sinds lange tijd weer helder fluiten. De wisseling van seizoen is inmiddels overgeslagen van buiten naar binnen. Van binnen begin ik iets te ontdooien en de lentewarmte zorgt ervoor dat ik mij weer wat soepeler beweeg. Ik sta op en voel iets kriebelen in mijn buik. Mijn brein slaat nog op alarm, maar gelukkig voelt mijn hart waar het echt over gaat, de lentekriebels komen terug.